Waarom geeuwen we?
Geeuwen is universeel! Deze zin kan u misschien wat plechtig lijken, maar toch is deze bewering meer dan terecht. Inderdaad, sinds mensenheugenis geeuwen we. En dat “we”, ook universeel, omvat de grote meerderheid van levende wezens: de dieren en wij, de mensen. Geeuwen is dus universeel en oeroud. Het is een reflex die ons altijd vergezelt, gedurende de evolutie, en die zich zelfs manifesteert vóór onze geboorte. Maar waarom geeuwen we dan? Is geeuwen alleen verbonden met slaap of vermoeidheid? Uitleg over dit mysterie dat soms besmettelijk kan zijn!
Ik geeuw, jij geeuwt, hij geeuwt… slapen wij?
Voordat we het over besmetting hebben, laten we ons eerst richten op de oorsprong van het geeuwen. Maar wat is geeuwen eigenlijk? Het is een reflex: geeuwen is een spierstretch. Dit is uiteraard niet alleen voor sporters, want zoals gezegd: het is universeel! Toch kan geeuwen net zo gevaarlijk zijn als sommige sporten, want het is de belangrijkste oorzaak van kaakluxatie. Pas dus op dat je niet zo hard geeuwt dat je je kaak ontwricht!
Hoewel het sterk geassocieerd wordt met vermoeidheid en verveling, kunnen we ons toch afvragen wat het geeuwen veroorzaakt. Immers, al eeuwenlang is het onderwerp van veel studies en theorieën, soms tegenstrijdig en weinig onderbouwd. Veel wetenschappers hebben dit fenomeen bestudeerd. Allereerst blijkt uit een studie uit 2014[1] dat geeuwen een thermoregulerend effect zou hebben: in een warme omgeving of wanneer de temperatuur van de hersenen stijgt, helpt het deze af te koelen. Een andere studie koppelt temperatuur en geeuwen[2] door te melden dat men minder geeuwt wanneer men een warm doek (op 46°) op het voorhoofd legt dan wanneer men een koude kompres (op 4°) aanbrengt. Hier lijkt het dus niets met vermoeidheid te maken te hebben. In dat geval, waarom geeuwen we dan 's ochtends, bij het ontwaken, of als we ons vervelen?
In werkelijkheid geeuwen we niet echt omdat we moe zijn, zoals Dr. Walusinski, specialist in dit fenomeen, uitlegt: “Voor mij is het een waakzaamheidsstimulator. We weten in het algemeen dat het een universeel gedrag is bij gewervelden dat geassocieerd kan worden met de metabole fenomenen van de afwisseling tussen waken en slapen, en met de regulatie van verzadiging.” Onze beroemde spierstretch fungeert dus als een reflex die onze waakzaamheid stimuleert bij een lage hersenactiviteit, wat het geval is 's ochtends bij het ontwaken wanneer we minder alert zijn. Uiteraard betekent dit niet dat intelligente mensen minder geeuwen dan anderen dankzij de superactiviteit van hun hersenen! We zijn allemaal gelijk voor het geeuwen. Nou ja, bijna allemaal!
Ik geeuw, jij geeuwt, hij geeuwt… wij geeuwen?
Wees gerust, dit gaat hier niet over een grammaticales! Het gaat hier eerder om het begrip delen of communicatie. Heb je namelijk nooit gemerkt dat als je iemand ziet geeuwen, je zelf ook onweerstaanbaar de neiging krijgt om hetzelfde te doen? Het is zeer waarschijnlijk van wel: we geeuwen als iemand anders geeuwt! Dit noemen we echokinese van het geeuwen[3]. Deze theorie van de geest benadrukt het mentale vermogen van iedereen om het perspectief van een ander aan te nemen en zijn emotionele toestand te ontcijferen. Met andere woorden, medeleven maakt ons gevoelig voor het geeuwen van anderen. We zouden dus allemaal grote sentimentalisten zijn. Echt waar? Niet zo zeker…
Inderdaad, geeuwen als teken van medeleven kent toch grenzen. Een studie uit 2015[4] toont aan dat besmettelijk geeuwen niet geldt voor psychopaten en dat zij er niet gevoelig voor zijn. Geeuwen zou dus een teken van een goede mentale gezondheid zijn. Oef, dat stelt gerust! Naast de associatie met de metabole fenomenen van ons circadiaanse ritme (zoals beschreven door Dr. Walusinski[5]), blijkt geeuwen vooral een reflex te zijn die per definitie niet te controleren is. Ons lichaam regelt deze reflex om, volgens diverse theorieën, de hersenen van zuurstof te voorzien, de temperatuur te reguleren of ons alert te houden bij een daling van onze waakzaamheid, verveling of vermoeidheid.
Ik geeuw dus ik ben!
Zoals Socrates schreef, die ook wel eens moest geeuwen, “ik weet dat ik niets weet”. Dit zou deels de conclusie kunnen zijn van de analyse van het geeuwen. Waarom geeuwen we? Alleen ons lichaam weet het echt. We delen dit mysterie met onze dierenvrienden sinds mensenheugenis, zonder het volledig te kunnen begrijpen. De talloze analyses en studies van allerlei aard zijn er niet in geslaagd deze fysiologische puzzel volledig te ontrafelen. Ter bewijs: het is een primitief centrum in onze hersenen dat het geeuwen “regelt”. Zo primitief dat is vastgesteld dat verlamde mensen tijdens het geeuwen bepaalde delen van hun lichaam weer konden bewegen! Dit opmerkelijke feit werd gerapporteerd door het zeer serieuze “The New Yorker” met verwijzing naar het werk van de gerenommeerde Britse neuroloog Sir Francis Walshe.
Je begrijpt het, geeuwen blijft net zo mysterieus voor onze geest als onvermijdelijk in ons bestaan. Deze archaïsche reflex zal ongeveer 250.000 keer in ons leven voorkomen, en zelfs daarvoor, want ook foetussen geeuwen. Dus, tussen onweerstaanbare gebaren van medeleven, aangekondigde verminderde waakzaamheid, oververhitting van onze hersenen, of zelfs een wondermiddel (maar helaas tijdelijk) tegen verlamming, neemt geeuwen uiteindelijk vele vormen aan, maar met één unieke zekerheid: het verbindt ons allemaal dankzij de universele uitdrukking van wijd open monden op onze vervormde gezichten! Dus, klaar voor de start… geeuw!
Bronnen :
[1] A thermal window for yawning in humans: yawning as a brain cooling mechanism, Massen JJ, Dusch K et al, Physiol Behav., 2014 [2] Yawning as a brain cooling mechanism: Nasal breathing and forehead cooling diminish the incidence of contagious yawning, Gallup, A. C., & Gallup, G. G., Jr, Evolutionary Psychology, 2007 [3] Échokinésie du bâillement, Wulusinski O, Electroneurobiologia Buenos Aeres, 2004 [4] Contagious yawning and psychopathy, Rundle Brian K, Vaughn Vanessa R et al, Personality and Individual Differences vol 86, nov 2015 [5] Nouvelles conceptions sur le baîllement, Revue des théories d'Hippocrate à nos jours, Walusinski O, 2014